ALLES VERWOESTEND NOODWEER OVER DE GEMEENTE GENDRINGEN
OP 29 JULI 1851. (Uitgebreid verslag over deze ramp zie pagina 5)
DIVERSE BERICHTEN IN DE LANDELIJKE KRANTEN.
1851: Citaat, 'De bliksem, schielijk opgevolgd door kletterende donderslagen, was zoo vreesselijk, dat daarvan geene beschrijving kan worden gegeven'.
Citaat 'De hagelsteenen waren voetstoots zoo groot als duiven-eijeren en groter, en vielen in zoo groote menigte, dat het weiland daarmede nog laat in de avond geheel bedekt was'.
1851: OOK NOORD-BRABANT WERD GETROFFEN DOOR HET HEVIGE NOODWEER!
Citaat: 'De passage over den steenweg tusschenGendringen en Ulft was geheel gestremd door eene menigte zware peppelenbomen, welke deels ontworteld deels doorgebroken waren'.
Van de provinciale collecte die bijna 11.000 gulden opbracht
werd aan de gemeente Gendringen verreweg het grootste
bedrag van ƒ 5905.42 uitgedeeld.
-> DE MINSTER VAN BINNENLANDSCHE ZAKEN VOND HET NIET NODIG ENIGE FINANCIELE BIJSTAND TE VERLENEN!
1851: OPBRENGST BOEK 'LONDEN - GENDRINGEN' VOOR DE
ONGELUKKIGEN TE GENDRINGEN
8 MAANDEN NA DE RAMP, WERD DOOR MIDDEL VAN EEN PLAATSELIJKE LOTERIJ, EEN OPROEP GEDAAN TEN BEHOEVE VAN DE NOODLIJDENDE KATHOLIEKEN.
De schade die de gemeente heeft geleden was ƒ 108,000 en er is slechts 15% uitgekeerd aan de meest behoeftigen.
Citaat: 'IN HET BELANG DER NOODLIJDENDEN VAN GENDRINGEN
WENSCHEN WIJ DIT BOEKJE EEN RUIM DEBIET TOE'.
ZWAAR BELADEN WAGENS MET GROTE VOORRAAD GROENTEN. EEN LIEFDEGIFT UIT ANHOLT!
De broodbakker A. B. Essers kreeg van B.
2 coupons á ƒ 2.47½
G. Velderman schrijft in 1905: Dat het dorp, gelegen tusschen Berg en Wisch, vroeger 'bevest' was, is bekend; en dat het van de rampen des oorlogs ruimschoots zijn deel heeft gehad, laat zich makkelijk denken. Opgravingen zouden aantoonen, dat het dorp in de loop der tijden aanzienlijk is opgehoogd, ook dat het zich eertijds veel veel verder dan tegenwoordig uitstrekte, tot aan de 'Bouwstede', nog genaamd 'den Eikenboom' de welke op eene afstand van tien minuten des Dorps gelegen is.
Ten bewijze hiervan (van de ophooging!) strekke het somstijds opgraven van fondamenten en deelvloeren; eenige jaren geleden (voor 1838!) heeft men zelfs in het midden van het Dorp op een diepte van zes voeten eene geheele uitgebrande Smidswerkplaats gevonden enz. Het dorp Gendringen had eertijds het recht van eigen munt, en 'met eenige zekerheid is te bepalen, dat het gebouw, in hetwelk zich de Munt bevond, achter de tegenwoordige Gerefformeerde (Hervormde) kerk zich moet hebben bevonden. Verder noemt de schrijver nog de Ganzenmarkt, alwaar vroeger de veederen dezer dieren verkocht werden, en het begin is van het
Achterkerkspel en halvemaansgewijze om een gedeelte van het dorp loopt;
'de Kromme Elleboog' en de IJsselstraat' welke straten, behalve de Dorpsstraat, in zijn tijd (1838) niet bekeid waren, noemt hij natuurlijk niet. Verder vernemen we, dat de Hervormde kerk in 1833 nieuw gebouwd is, aangezien de oude geheel vernield en de toren uitgebrand was. De toren was toen zonder spits; de tegenwoordige is een geschenk van den heer Breukink v. d. Wals. De tegenwoordige R. Katholieken Kerk met hoogen toren is voor weinige jaren in de plaats gekomen van eene, welke in 1819 was gebouwd. Verder maakt de schrijver onder veel andere bijzonderheden nog melding van de 'Oevelgunne', een sterk vierkant gebouw, voorzien van een steenen voortrap. Eerde vorige kerk er was, werd de pastoor van Ulft de dienst reeds in een gedeelte van dit gebouw verricht, De isreeliesche Synagoge is van 1836. En dan wijst hij ook nog op de 'Wheem', een tamelijk groote en Oude Heerenhuizing, waarvan de grachten in 1837 voor een groot gedeelte gedempt zijn.
Maak jouw eigen website met JouwWeb